Huidige en voorgaande restauraties van de St. Werenfriduskerk

Home    |    Restauratie

Restauratie dak

VERVANGING LEIEN TWV € 460.000

De St. Werenfriduskerk in Wervershoof is gebouwd in 1875 en na bijna 150 jaar is – vooral – het dak van de kerk toe aan renovatie. 

De voorbereidingen zijn al 2 jaar geleden gestart met onderzoek naar financiering van de restauratie van het dak. De St. Werenfriduskerk is een rijksmonument dus dit aanpassingen moeten door een geselecteerde aannemer worden uitgevoerd. Om het een en ander in goede banen te leiden is een restauratie commissie (RC) opgericht en zijn twee subsidies aangevraagd. 

In het najaar van 2020 kreeg het parochiebestuur van de Werenfridusparochie te Wervershoof en de RC eindelijk bevestiging van de provincie Noord-Holland en van de rijksoverheid dat de subsidie voor de restauratie van het dak is toegekend. Hierdoor kon de volgende stap worden gezet en is gespecialiseerde aannemer Pronk uit Warmenhuizen.

HELP ONS DE WERENFRIDUSKERK TE ONDERHOUDEN

AMBASSADEUR WORDEN?​

‘Onze’ St. Werenfriduskerk is gebouwd in 1875. 

In het voorjaar van 2021 is gestart met het vervangen van de leien van het dak. Deze leien hebben dus bijna 150 jaar de kerk beschermd, maar nu zijn ze echt aan vervanging toe. In 2021 wordt het achterschip van de kerk gedaan. De toren zal later moeten worden aangepakt.

 

Je kunt altijd mailen   | info@werenfriduskerk.nl

ORGELRESTAURATIE

VORIGE RESTAURATIES: 2000

Het orgel van de Sint Werenfriduskerk werd in 2000 gerestaureerd. Om deze restauratie te kunnen laten uitvoeren werd in de twee voorafgaande jaren een aantal acties georganiseerd om het hiervoor benodigde bedrag van ƒ 100.000,— in te zamelen.
De eerste actie op 11 oktober 1998 leverde al direct bijna ƒ 20.000,— op. Voor verschillende bedragen konden orgelpijpen, dan wel een compleet register, worden gesponsord. Als blijk van herinnering werd een certificaat en een kaars uitgereikt.
Deze acties gingen gepaard met muzikale optredens door o.m. het Dames- en Herenkoor, kinder-jeugdkoor, AOW-jongerenkoor, Regiokoor, leerlingen van de muziekschool, het Waterlands kinderkoor “De Kickers” en diverse muziekensembles uit de omgeving: Onderdijk, Andijk, Hoogkarspel en Oostwoud.
Op 1 oktober 2000, het jaar waarin tevens het 125-jarig bestaan van de Werenfriduskerk werd gevierd, kon een cheque van ƒ 100.000,— aan het parochiebestuur worden overhandigd.Op zondag 19 november van dat jaar werd de officiële ingebruikname van het gerestaureerde orgel gevierd met een middag vol optredens door tal van muziekensembles, solisten en uiteraard organisten.

Tijdens de restauratie werden allerlei veranderingen in de dispositie en de intonatie, aangebracht bij de restauratie in 1970, weer ongedaan gemaakt. Hierdoor is het instrument weer teruggebracht naar de staat waarin het in 1884 door de orgelmakers gebr. Gradussen werd opgeleverd.
Het klankkarakter van het orgel is overwegend Belgisch/Fransromantisch.

EEUWFEEST

HONDERD JAAR WERENFRIDUSKERK

Voorwoord van Pastor A. Janssen ter gelegenheid van 100 jaar Werenfriduskerk in 1975

De ‘Werenfried’ staat er honderd jaar.

Deze 100ste verjaardag mag niet zonder meer voorbijgaan.

Er is geleefd en gewerkt in en rond deze kerk. Dit boekje vertelt daarvan.
Van dat leven en werken van zovele goede Wervershovers…
De kerk was daar honderd jaar de grote stille getuige van.
De “geschiedenis van deze kathedraal” is immers ook de geschiedenis geweest van mensen, die leven tussen hoop en vrees.
Honderd jaar lang was de Werenfried echter meer dan alleen maar getuige van vreugde en verdriet, geboorte en dood, liefde en menselijke zwakheid, trouw en ontrouw van mensen.
Ja, deze kerk was meer… want heel dit menselijk gebeuren speelde zich af binnen haar muren: heel dit bonte mensenleven was honderd jaar lang het hart van deze kerk… en ze is het voor de meesten van ons nog.
Zoals velen in hun leven offers hebben gebracht om iets te bereiken, zo heeft de Wervershoofse gemeenschap geofferd om hun kerk, hun Werenfriedkerk, te behouden, te restaureren en te verfraaien.
Dit boekje is een uiting van dankbaarheid – honderdvoudig – aan bekenden en onbekenden, die meewerkten en meeleefden. En een uiting van dank – honderdvoudig – aan God. Juist omdat het ’n huis van zoveel mensen is, is het ’n huis van Hem! Moge dat zo blijven!
Dank, heel veel dank aan de samenstellers van dit feestelijk boekje. Mgr. P. M. Verhoofstad en Mgr. J. Kraakman. Dank aan allen, die meeleven en meewerken aan alles wat er in onze Werenfried gebeurde en gebeurt. Ja, dank aan levenden en doden.

Pastor A. Janssen.

Pastor A. Janssen

Restauratie '69/'97

VORIGE RESTAURATIES

Het 2e Vaticaans Concilie (1962-’65) had in heel de kerk nieuwe uitzichten geopend, grote verwachtingen gewekt en veelbelovende initiatieven losgeslagen, ook in Wervershoof.
Pastoor Buurman, die 16-9-’61 hier kwam, maakte in 1962 een einde aan de discriminerende verkoop en verhuur van plaatsen in de kerk. Daarna bezon hij zich op een liturgisch en kunstzinnig verantwoorde oplossing van de rommelige situatie op het te lage priesterkoor: een afbrokkelend oud zandstenen hoofdaltaar, een los houten noodaltaar op een verhoging met veel lastige treden.
Een waardige viering van de H. Eucharistie samen met de hele gemeenschap eiste een betere en definitieve voorziening.
Met architect Overtoom (Alkmaar), die op dit punt reeds ervaring had, kwam het kerkbestuur tot een plan, dat door aannemer fa. Botman & Zn. werd uitgevoerd: de vloer werd een meter verhoogd en naar voren uitgebreid, het oude altaar afgebroken en vervangen door een (3 ton zware) marmeren offertafel omgeven door een rustige ruimte voor de ontplooiing van plechtigheden.
Op de achtergrond, hoog tegen de muur, kreeg het oude missiekruis, voorheen achter in ’n kapel en nu ontdaan van ’n verflaag, een dominerende plaats.
De vloerverhoging bracht consequenties mee voor de sacristie en bijsacristie, zodat ook daar ingrijpend werk werd verricht.
Toen dit alles voltooid was, moest de kerk weer stofvrij gemaakt worden. Het voorstel van velen om dit te combineren met een nieuwe behandeling van de na 18 jaren niet meer zo blanke gewelven, muren en pilaren, vond algemene instemming, maar men schrok toch wel toen een steigerbedrijf voor aan- en afvoer en opzetten f 18.000,— vroeg.

’n Idee van de fa. Botman bracht een prachtige oplossing: huur alleen en doe verder alles zelf! Zo gezegd, zo gedaan. Zó werd de huur f 4000,—!
Er vormde zich een steigerpatrouille o.l.v. Botman, een schilderspatrouille o.l.v. van Rootselaar en een schoonmaakpatrouille van vele dames. Allemaal enthousiaste “doe ’t zelvers”, die in een maand hun kerk weer een metamorphose, een gedaanteverandering deden ondergaan: ze stráálde nu weer!

Ondertussen waren de hoge middenramen achter het altaar aan restauratie toe, het werd een totale vervanging. 

St. Werenfriduskerk tijdens het eeuwfeest in 1975

De Westwoudse kunstenaar Cillekens bracht in zijn ontwerp voor het middenraam Vader, Zoon en H. Geest tot uitdrukking en in de vier ramen aan weerszijden gelovigen afgebeeld als vissen gericht naar de H. Drieëenheid, alles in frisse kleuren en vloeiende lijnen. Onze drie beschermheiligen uit de oude ramen verdwenen zonder elders in de kerk een vervanging te krijgen.

Met Pasen 1967 was alles klaar en op 25 april vierde het kerkbestuur met al die verdienstelijke “doe ’t zelvers” een daverende feestavond.

Met Pasen 1967 was alles klaar en op 25 april vierde het kerkbestuur met al die verdienstelijke “doe ’t zelvers” een daverende feestavond.

na-oorlogse Restauraties

VOORGAANDE RESTAURATIES

In 1948-’49

Zo gauw de nieuwe pastoor A. I. M. Busch (benoemd in 1943) na de oorlog ’n kans zag, kregen Huydts en Vlaming de opdracht met hun diepingrijpend plan de toren definitief tot rust te brengen. Wat zij toen met aannemer Vertelman en opzichter Th. Koenders tussen april 1948 en juli 1949 hebben tot stand gebracht moet een “totale kerkherbouw” genoemd worden.
Ze durfden grote onvermijdelijke risico’s te nemen en beleefden angstige dagen en nachten bij ernstige moeilijkheden onder de toren, toen tijdens het indrukken van 58 “Waals”-pulspalen van 17 m. de toren nog 14 cm voorover kwam, maar bij het vorderen van het werk kwam hij weer 32 c.m. terug, zodat een winst was gemaakt van 18 c.m.! De tien kolommen kregen elk vier palen onder zich verbonden met stalen frame balken die ’n betonverlenging kregen tot in de buitenmuren. Een betonvloer werd in heel de kerk gelegd. Daarna groeide een geweldig woud van steigerwerk want alle gescheurde en verziekte muren, bogen en gewelven moesten radicaal behandeld worden: gestut, opgevangen, gemetseld, soms totaal vernieuwd, gereinigd, opnieuw bepleisterd en fijn geschuurd. Vensters (behalve de drie heiligenramen) werden vernieuwd, een sierlijke tegellambrizering, rode tegelpaden, houten dekvloeren voor de nieuwe banken, moderne electrische installatie met smeedijzeren lichtkronen werden aangebracht. Het werd een gigantische restauratie, waardoor de kerk – als de legendarische verbrande Phoenix-vogel uit zijn as – verrees uit haar diep verval.
Zaterdag 2 juli 1949 was ’t uit met het krappe “noodkerken” in de oude schoollokalen.
Vol verbazing keken de parochianen hun ogen uit toen zij tussen 7 en 7.30 uur ’s avonds de “nieuwe” kerk binnenstroomden om dankbaar getuige te zijn van de inzegening, verricht door Mgr. Ammerlaan, vicarisgeneraal van de bisschop, gevolgd door dankbare toespraken van pastoor Busch en de Vicaris en een feestelijke processie, waarin “Ons Heer” uit de noodkerk werd overgebracht naar het Hem nu weer waardige Godshuis. Ook de zondag stond in het teken van feest en dankbaarheid door de plechtige Hoogmis en het Lof, want er was onder Gods zegen en veler gaven en arbeid iets groots tot stand gebracht.

Pastoor Busch was van 21-05-1943 tot 7-03-1958 pastoor te Wervershoof. Hij overleed plotseling en is op het kerkhof achter de Werenfriduskerk begraven.

In 1958-’61

Na de tragische plotselinge dood van de “herbouw”-pastoor Aug. Busch 7-3-1958 kwam pastoor A. Coelen, wiens activiteiten op geestelijk en materieel gebied gedurende 3,5 jaar als een wervelwind door de parochie de kerk en de pastorie gingen. Dat deze grote hoge kerk zulk een uitstekende verwarming heeft, is aan zijn initiatief te danken. De Fa. Vroling plaatste een volautomatische olie-stook-inrichting in het omgebouwde ketelhuis. Een nieuwe bergplaats en garage kwam tot stand. Een voorlopig hoger houten altaar werd midden in het priesterkoor geplaatst. Naast de kerk werd het parkeerterrein aangelegd. In de 85 jaar oude pastorie was in de loop der jaren maar weinig veranderd en verbeterd: ze was beslist aan een restauratie toe. Deze werd onder leiding van architect Lagrillière door aannemer Th. Vertelman en de c.v.-fa. de Vries zo grondig in elf maanden uitgevoerd dat pastoor en zijn huisgenoten, toen zij hun tijdelijk bivak Dorpsstraat 90 (Marie Bakker) verlieten, kwamen in een (zoals hij zelf in het memoriaal-boek schreef) “smaakvol en gedistingeerd huis, dat bij iedereen een meer dan gewone enthousiaste kritiek ontlokte”!!!

Voor- oorlogse Restauratie

VOORGAANDE RESTAURATIES

De officiële oplevering van kerk en pastorie en de finale afrekening had in nov. 1876 plaats en kreeg in de kerkbestuursvergadering haar beslag onder “ondubbelzinnige tevredenheid met de gunstigen afloop der sluiting van de rekening der bouw van kerk en pastorie.” En toen architect Asseler een fout in een plat-dak op zijn eigen kosten wilde laten herstellen, gaf het kerkbestuur te kennen dit zelf te zullen betalen “als blijk van tevredenheid over den architect, uit erkentelijkheid voor vele bemoeijingen, waartoe hij niet verpligt was geweest.” Het lag dan ook voor de hand, dat Asseler ’n paar jaar later het zusterhuis en de school mocht ontwerpen.
Maar die voorspoed en tevredenheid heeft niet kunnen verhinderen, dat al spoedig kleine, later grote gebreken vooral aan de toren zichbaar werden en in de loop van ’n eeuw schatten gelds zouden kosten.
De sympathieke architect heeft dit niet meer geweten, want hij stierf in 1879 nog maar 56 jaren oud, ook Pastoor Van Maaseland niet: deze stierf 8 jan. 1880.
De zeer korte bouwperiode – 15 maanden – doet denken aan het spreekwoord “haastige spoed is zelden goed.” Eigenlijk is de toren pas 25 jaren rustig. Tot 1947-’48 is hij nu ’ns meer dan ‘ns minder in beweging geweest.

In 1880

Tijdens een zwaar onweer in de zomer van 1880 trof de bliksem niet alleen ’n boerderij (welke?) in de omgeving van de kerk, maar ook de toren. De gevolgen daarvan in het metselwerk waren van dien aard, dat het kerkbestuur zich tot een vriend van de overleden Asseler wendde: de zeer bekwame architect A. C. Bleijs (in 1842 te Hoorn geboren, waar hij de kerk a.h. Grote Noord bouwde; in 1887 werd hij beroemd door de bouw van de St. Nicolaaskerk aan de Prins Hendrikkade te Amsterdam).
Bleijs rapporteert, dat er van de vier zijtorens een geheel moest worden afgebroken en opgemetseld en twee andere bijgewerkt. De schade was ernstiger dan men had gedacht. Nog vóór de winter werd het hoge karwei geklaard door Willem Weel van Andijk.
In mei 1893 wordt de parochie opgeschrikt door een ongeluk: een stuk cement is van de toren afgevallen en heeft een vrouw aan het hoofd gewond. De oorzaak van dit evenement wordt zo goed mogelijk opgespoord en verholpen. Dan blijft het een kleine 20 jaar rustig. Uiterlijk althans, want de toren werkt door, zodat men in de winter van 1911-’12 zelf met het blote oog kan constateren dat de toren voorover helt. Omdat architect Bleijs juist is overleden, wordt Robbers te hulp geroepen. Met twee collega’s heeft hij een plan ter versterking van de torenfundering uitgewerkt.
Maar om onzekerheden daarin en uit angst voor het zware heiwerk, besloot het kerkbestuur (met goedvinden van de bisschop) tot uitstel. Wel bleef het de ontwikkeling nauwkeurig volgen.

In 1917

Dit gaf in 1917 aanleiding de bouwkundigen Bekkers (Amsterdam) en Vlaming (Medemblik) een onderzoek te laten instellen. Deze berekenden dat de toren reeds 1.28 meter voorover uit het lood hing en losgescheurd was van de kerk. De oorzaak werd ook ontdekt: uit oude gegevens bleek, dat men voor de fundering palen van 9 meter had gebruikt die hun stuit vonden op een 9 m diepliggende zandplaat. Maar diepere boringen toonden nu aan, dat onder dit zand van 1 tot 1½ meter dikte, een slappe klei- en veenlaag van wel 4 meter lag, welke de aannemer van 1874 blijkbaar niet heeft ontdekt.
Men heide 27 houten palen van 16 m. aan de buitenhoeken van de toren, hakte gaten door muren en steunberen om daar zware ijzeren balken (z.g. Differdingers) door te schuiven, daarna werd alles met sterke betonspecie aangegoten. Twee jaar later werden ook de scheuren tussen toren en kerk gedicht. Maar de toren bleef onrustig.

In 1933

In het begin der 30er jaren vielen nu en dan stukken steen vlak voor de ingang. Vlaming stelde een onderzoek in en bracht onrustbarende berichten ter tafel over ingekankerd metselwerk, verscheurde loodbekleding, vergane dakbedekking, verdere verzakking en muurscheuren ook in de kerk: kortom een alarmsituatie. Dit rapport leidde tot een veel uitgebreider onderzoek samen met Ir. L. Huydts (Den Haag), waarvan de resultaten en adviezen door de ziekte van pastoor Bonnet en afwijzende meningen van parochianen grotendeels op de lange baan werden geschoven, zodat men slechts enige noodvoorzieningen aanbracht, welke 15 jaren het enigszins hielden maar de toren zakte verder voorover met zijn gewicht van 2 millioen kilo (22.000 kilo per paal). Deskundigen begonnen te spreken over afbraak van de toren, maar daar kwamen alle parochianen tegen op: “Wij willen onze toren houden.”

meer informatie over het orgel van de werenfriduskerk

De bouw van het orgel

Het klankkarakter van het orgel is overwegend Belgisch/Fransromantisch.

Details over het orgel

Het orgel is uit oude en nieuwe elementen in 1862 gebouwd door M. v. Dinter (1822-’90) uit Tienen (België),

Restauratie van het orgel

In 1975 is "vernieuwing "werd uitgevoerd door Gradussen uit Winssen; in 2000 zijn vele elementen weer teruggebracht naar de oude staat.

Wij verkeren in de gelukkige omstandigheid dat het Van Dinter/Gradussen-orgel uit de jaren zestig en tachtig van de negentiende eeuw zich leent voor diverse stijlen, echter het meest voor de Frans-georiënteerde romantische muziek.
Maar ook de muziek uit voorgaande tijden, zowel barok als klassiek komt verrassend goed tot uitdrukking. 

werenfriduskerk

DE BOUW VAN DE NIEUWE KERK: 1875

Voorbereiding
Door de voortdurende toename van het aantal parochianen was al enige malen het plan geopperd een nieuwe kerk te bouwen. De oude kerk was te klein en bouwvallig. In de laatste 30 jaar waren de meest noodzakelijke reparaties achterwege gebleven, om de eenvoudige reden: er was geen geld. Het was alleen bij woorden gebleven. Maar in 1868 werd de toestand zo kritiek, dat men wel tot daden moest overgaan. Het eerste werk was de benoeming van een bouwcommissie, waarvoor waren uitgenodigd burgemeester Kl. Koopman, twee raadsleden M. Slot en J. Schouten en Kl. Hetsen, P. Nan en S. Koopman.
Het was dan ook geen alledaagse taak: de bouw van een nieuwe kerk. Het bestuur zag zich geplaatst tegenover vele vragen en problemen, die niet met een handomdraai konden worden opgelost. Wie zal de architect zijn, hoe groot moet het kerkgebouw worden; op welke plaats zal de kerk verrijzen; wat zal het gaan kosten en niet het minst, hoe kwam men aan geld.
Na vele moeizame besprekingen met het kerkbestuur werd besloten de heer Th. Asseler,¹) bouwheer van verscheidene kerken in het bisdom Haarlem, uit te nodigen een schets van een nieuwe kerk te maken.
Vervolgens de plaats, waar het kerkgebouw zou komen…. uren en uren werd er vergaderd, verschillende mogelijkheden overwogen en tenslotte kwam men tot de volgende conclusie: op de plaats waar de pastorie stond, zou de nieuwe kerk gebouwd worden, dus ten oosten van het bestaande kerkgebouw en het kerkhof, in een richting noord-zuid, op 8 el afstand van de sloot, terwijl de pastorie zou worden opgetrokken op het terrein, waar de kerk zich toen bevond. Aan dit plan waren echter twee bezwaren verbonden. Waar moest de pastoor tijdens de bouw wonen en wat moest er gebeuren met het kerkhof, dat onmiddellijk achter aan de pastorie aansloot. Het eerste bezwaar kwam spoedig te vervallen, daar de St. Vincentiusvereniging haar gebouw (nu Dorpsstraat 128) als tijdelijke woning gratis aan de pastoor wilde afstaan. Enkele kleine veranderingen zouden door het kerkbestuur worden bekostigd. (f 700,—). De moeilijkheden met het kerkhof waren van ingrijpender aard. Wilde men afdoende te werk gaan, dan moest het kerkhof verlegd worden naar een geheel andere plaats n.l. ten noorden van de nieuwe kerk.

De oude kerk 1805 - 1875

OUDE KERK 1805 - 1875

PASTOOR J. G. VAN MAASELAND

Deze stelde zich tot taak, het godsdienstig leven, dat de laatste jaren was verflauwd, tot grotere bloei te brengen. Tussen ’62 en ’64 noteren we de oprichting van de broederschap der gedurige aanbidding, van de levende rozenkrans, van het genootschap van de H. Kindsheid, die de solidariteitsgedachte met de missie onder de jeugd moest levendig houden; de instelling van het veertig urengebed, de oprichting van de Kruisweg en de prediking van een missie door de paters Redemptoristen, waaraan zeer velen deelnamen. Alles scheen in de richting van een krachtig herstel te wijzen. De ziekte van de pastoor evenwel bracht een totale ommekeer te weeg. Aanvallen van rheuma, die steeds heviger werden, maakten hem sikkeneurig, lastig en ongedurig en ten slotte agressief.
Het eerste slachtoffer was het kerkkoor, dat na een meningsverschil werd ontbonden. Het kerkbestuur kon geen goed meer doen. Van de zijde der parochianen regende het klachten.
De deken vroeg overplaatsing van de pastoor, maar de bisschop zond een tweede kapelaan. Zijn voorstel een derde kapelaan te benoemen werd wegens geldgebrek door het kerkbestuur afgewezen. Ten slotte het grote conflict met de burgemeester.
Ten gevolge van het overlijden van H.M. de Koningin-Moeder prinses Anna Paulowna, gemalin van wijlen koning Willem II, verzocht de commissaris des Konings gedurende 8 dagen de klok te luiden en wel van 8-9, van 12-1 en ’s middags van 4-5 uur. Dit verzoek was door de burgemeester als een soort bevel overgebracht. Daarom werd het door de pastoor geweigerd. De kapelaan vond het noodzakelijk deze aangelegenheid op de preekstoel te behandelen en noemde het “staatsvergoding.” Witheet zat de burgemeester zich te verbijten, maar hij protesteerde niet. Dat was honderd jaar geleden uitgesloten. Ten einde raad adviseerde de bisschop om maar met emeritaat te gaan. Het is er niet toe gekomen. De gezondheidstoestand van de pastoor verbeterde met de dag; rust en vrede keerden langzaam maar zeker in de parochie terug.

De kerk in 1805

DE VOORGESCHIEDENIS

Het was in 1836 met ons kerkgebouw droevig gesteld. Omgeven door een monumentaal ijzeren hek, stond het op de plaats van “de Loods” en de tegenwoordige pastorie. Het pastoorshuis was tegen de kerk aangebouwd en beide vormden te zamen één geheel. Hoewel 30 jaar geleden onder pastoor Steenbergen nieuw gebouwd, vertoonde vooral de kerk vele gebreken. Het dak lekte aan alle kanten, deuren en kozijnen verveloos, de toren stond op instorten en moest noodzakelijk worden vernieuwd. Had pastoor Herman Keuss er misschien te weinig aandacht aan besteed? Of was overdreven zuinig beheer de oorzaak? Hoe dan ook, ingrijpen was dringend geboden. Klaas Nan, mr. metselaar kreeg opdracht bestek en begroting samen te stellen. Maar het stuk was zo beneden peil, dat het 14 maart 1836 door de hoofdingenieur van den Waterstaat als onvoldoende aan aartspriester Gerving werd teruggezonden, met de aanbeveling een meer geschikt persoon daarmee te belasten b.v. een architect uit het naburige Hoorn. Zó was het voor publieke aanbesteding ongeschikt. Het volgend jaar evenwel kwam van regeringswege de toestemming, maar onder nadrukkelijk beding, dat alles moest geschieden “buiten bezwaar van ’s rijks schatkist.” Een overbodige mededeling! Niemand had om subsidie gevraagd, zelfs er niet aan durven denken in die tijd. Het werk stond onder toezicht van architect P. Schokker; de supervisie berustte bij de hoofdingenieur van den Waterstaat. Klaas Nan mocht f 11.100,- in rekening brengen.
Toen de werkzaamheden in volle gang waren, kwam pastoor Keuss plotseling te sterven. Een grafsteen aan de buitenmuur van het priesterkoor bevestigd, houdt zijn gedachtenis onder ons levendig. Zijn opvolger Joannes van den Bosch had voor de statie weinig of niets te betekenen. Aartspriester Van Banning karakteriseerde hem als “piger.” Vrij vertaald “weinig werklust.” Daarenboven was hij geen financier.
Om zijn slordig beheer was hij van Zevenhoven naar Wervershoof overgeplaatst en omdat ook de zielzorg nog al te wensen overliet, volgde 28 augustus 1857 de benoeming van een kapelaan. De statie telde toen ongeveer 1100 zielen, onder wie 896 communicanten. De rijksjaarwedde bedroeg f 150,-; zijn salaris f 100,- per jaar.

9 februari 1860 was voor Wervershoof een belangrijke dag, waard om te worden vermeld. De statie werd door de bisschop van Haarlem, mgr. Van Vree tot parochie verheven en haar rechtsgebied aldus omschreven: “De Parochie van den H. Werenfridus te Werfershoef bevat de geheele burgerlijke gemeenten Andijk en Wervershoef, alsook een gedeelte van Zwaagdijk en een zeer klein gedeelte der burgerlijke gemeente Hoogkarspel.”

Pastoor van den Bosch stierf 16 maart 1862, in de ouderdom van 63 jaar. Twee dagen later zond deken L. Bakker aan de bisschop het volgende schrijven. “De gemeente Wervershoof onderscheidt zich onder de Noordhollandsche parochies door het volkomen character der oude West-Friezen te bezitten d.i. door haar eigenzinnigheid en onbuigzaamheid. De bijzondere welgesteldheid dier menschen helpt dat character versterken. Zoowel kerk- als armbestuur deelen in die geaardheid. Zij trekken zich van de reglementen niets aan. Ze hebben een krachtfiguur noodig. Er zal binnenkort een nieuwe kerk moeten komen. De voor kort aangebrachte vernieuwing heeft veel geld gekost en heeft weinig of geen nut afgeworpen. Met verschuldigde eerbied beveel ik u als opvolger aan een bekend priester: N. Husing pastoor in ’t Veld.”
“De verschuldigde eerbied” evenwel haalde niets uit. Als opvolger werd benoemd Joannes Gerardus van Maaseland, Amsterdammer van geboorte, sinds 1856 pastoor te Delfshaven, flink postuur, goed en vriendelijk, maar geen krachtfiguur.